Buurtspoorwegen
Naast het basisnet van de spoorwegen, aangelegd door de overheid, werden de secundaire lijnen en lokale verbindingen tot stand gebracht door privémaatschappijen. Het overgrote deel werd overgenomen door de overheid. Snel werd duidelijk dat té kleine lijnen moesten gesloten worden omdat zelfs voor een dienstverlenende overheid de uitbating niet meer haalbaar was.
Om de landelijke gebieden op een goedkopere manier te kunnen bedienen, zodat ook zij van de voordelen van betere transportmogelijkheden konden genieten (ontsluiting van deze gebieden), werd de stoomtram bedacht. De aanleg en uitbating gebeurde door een nationale maatschappij. In deze naamloze vennootschap, de NMVB (Nationale Maatschappij van Buurtspoorwegen, opgericht op 29/05/1884) hadden de gemeenten, die door deze lijnen bediend werden, aandelen.
De lijn Deinze-Oudenaarde
Vanaf 1887 kreeg een tramlijn vorm, die vanaf Deinze over Petegem, Kruishoutem, Wannegem-Lede, Ooike, Bevere naar Oudenaarde liep. De lijn van 1 m breed volgde gewoon de provinciale baan en liep langs één kant van de weg. Bij elke stopplaats voorzag men ontdubbelde sporen die het kruisen van trams mogelijk moesten maken. Het voorziene rollende materieel bestond uit 4 locomotieven, 12 reizigerswagons, 4 bagagewagons en 20 goederenwagons. Bij KB van 18/11/1887 werd het project goedgekeurd. Amper één jaar later, op 7/10/1888, had in aanwezigheid van 2 ministers reeds de officiële inhuldiging plaats. Gans Oudenaarde werd voor deze gelegenheid bevlagd. Kruishoutem vierde op 04/11/1888 de inhuldiging. Er werd vuurwerk afgeschoten en 2 luchtballonnen stegen op.
De lijn van Deinze kwam Oudenaarde via de Beverestraat binnen, waar - juist vóór de spoorweg - een halte was met een ontdubbeling van de sporen. Volgende halte was op het Tacambaroplein. Hier was er een aftakking richting station en de stelplaats.
Vervolgens liep de lijn over de Hoogstraat en de westzijde van de Markt, via de Burg en de Achterburg richting kaai bij de Scheldesluis. Hier bevond zich een laadspoor waar het overladen van goederen van de aangemeerde schepen gebeurde. Er werden dus zowel mensen als goederen vervoerd.
Boven: Tacambaro - Duidelijk beeld van de tramsporen richting station en richting Kruishoutem (postkaart) - Rechts: de goederenwagons aan de Scheldekaai
De lijn Geraardsbergen-Oudenaarde
In 1905 kwam na jarenlange onderhandelingen een tramlijn naar Geraardsbergen tot stand. In het begin liep de lijn maar tot Leupegem (geopend op 01/04/1905) omdat de werken van de lijn, uit te voeren door de stad Oudenaarde, nog niet voltrokken waren. Eenmaal dit was gebeurd, kwam vanaf 20/11/1905 de lijn vanuit Diependale, de Doornikstraat, de Baarstraat, de Louise-Mariekaai, via een grote bocht over de Hoge Brug, vervolgens via Tussenbruggen, de Krekelput, het Jezuïetenplein, de Woeker, de Wijngaardstraat op het Tacambaroplein aan, waar de andere lijn werd vervoegd met aansluiting naar Deinze of het station te Bevere en de stelplaats in de Broekstraat.
De officiële inhuldiging had op 16/04/1905 plaats. In het bijzijn van de gouverneur van de provincie Oost-Vlaanderen, was er een ontvangstplechtigheid op het stadhuis. Burgemeester Paul Raepsaet verwelkomde al de gemeenteoverheden van de betrokken gemeenten en in het bijzonder het stadsbestuur van Geraardsbergen. In het gasthof Den Appel werd een lunch aangeboden.
Postkaart van de tram in Geraardsbergen
Het spoor had een breedte van 1 meter en de lijn volgde zoveel mogelijk het tracé van bestaande wegen. Er dienden wel aanpassingen te gebeuren om hoogte-verschillen te overwinnen. Zo liep bijvoorbeeld, om de steile klim of afdaling van de Edelareberg te omzeilen, de lijn via Kerselare, de Doolstraat, de Winkelstraat, de Mijttestraat, de Aalststraat en het Fonteinplein, richting Diependale, en omgekeerd. Het rollende materieel bestond uit 5 locomotieven, 14 reizigerswagons, 3 bagagewagons en 30 goederenwagons.
‘Time is money’ bestond nog niet
Het tempo dat de tram ontwikkelde was gezapig. Toen er in de winter sneeuw lag, had de tram het moeilijk om over de heuvels te komen. De stoommachine met aanhangwagen voor kolen was open. De machinist en stoker hadden het vooraan erg warm maar bevroren van achter. De reizigers verwarmden zich aan een primitief stoofke dat met ‘eitjes’ gevuld was. Onderweg werd dikwijls een goederenwagen (met bieten, aardappelen, …) op een zijspoor gerangeerd en achtergelaten. De reizigers gingen ondertussen in een cafeetje een borrel of een bruintje drinken.
Omwenteling in het vervoer
De Duitsers lieten in 1917 en 1918 alle rails opbreken en opnieuw aanleggen voor het militaire vervoer aan het front. Pas in 1921 keerde de lijn Deinze-Oudenaarde terug. In 1922 volgde de lijn Geraardsbergen-Leupegem-Oudenaarde.
Door de opkomst van de autobus (zie postkaart met autobussen aan het station) en de vrachtauto in de jaren twintig en dertig, kwam er een omwenteling in het vervoer. Het schip, de trein en de tram namen niet meer het grootste deel van het reizigers- en goederenvervoer voor hun rekening. Zij moesten steeds meer tonnage aan de autobussen laten, die de langzame buurttrammen (zowel stoomlocomotieven met verouderde rijtuigen of nieuwe benzinemotor-rijtuigen) stilaan overvleugelden. De stationspleinen waren niet enkel voorbehouden aan de tram, het rijtuig, de fietser of de voetganger. In de jaren 30 stonden er ook auto's en autobussen te wachten op klanten. De autobussen werden al in 1940 door brandstofgebrek aan de kant gezet en de buurttram kende een korte revival. Op 15/04/1943 sloten de Duitsers de lijn Geraardsbergen-Oudenaarde voor het reizigers- en goederen-vervoer. Ook de lijn Deinze-Oudenaarde kende hetzelfde lot. Het opbreken van de rails (om er oorlogsmateriaal van te maken) betekende het definitieve einde van de buurtspoorwegen. Door de zwakke bezetting van het vervoer in de jaren 30 waren de lijnen niet meer rendabel. In 1945 besloot men de trams te vervangen door autobussen. Vanaf 1948 begon men de resterende sporen op te breken.

|