Le petit Bruges

Idyllisch en pittoresk

Het Oudenaarde van vóór de Eerste Wereldoorlog werd omschreven als idyllisch en schilderachtig, niet enkel en alleen door de aanwezigheid van talrijke prachtige historische gebouwen (zoals de monumentale Walburgakerk, het statige stadhuis, de imposante Grote Markt, de elegante Pamelekerk …), maar tevens door de kronkelende Schelde en diverse grachten zoals de Burgschelde en de Grachtschelde die de stad doorkliefden.

De Burgschelde is vermoedelijk gegraven in de 11de of 12de eeuw als een afsnijding van de eerste grote Scheldebocht in functie van een castrum.

Het was de administratieve grens en de grens tussen de rechtsgebieden van de stad. Het was echter geen grens tussen 2 parochies of de bisdommen Doornik en Kamerijk.

De brug over de Burgschelde aan het Lappersfort (postkaart)

De achtergebouwen van de Markt, Broodstraat en Einestraat keken uit op het water van de Burgschelde. Op de Burgschelde tussen de Broodstraat en de Krekelput stond een grote watermolen, de Tweemeulen.

De Grachtschelde bestond reeds begin 12de eeuw en was gegraven in functie van de bouw van watermolens. De stadsgracht liep van de Krekelput naar de Schelde. Ter hoogte van de Krekelput en Tussenbruggen stond de Grachtmolen, een korenwatermolen die reeds in de 13de eeuw bestond en in 1960 werd gesloopt.

De Grachtschelde met links het belvedèretorentje van de refuge van Ename (postkaart)

In Oudenaarde waren talrijke plekjes terug te vinden, die maar al te graag op doek en op foto vereeuwigd werden door de kunstenaars van die tijd (waaronder onze eigen en onovertroffen Edmond Van de Vijvere). Mede door de grachten werd Oudenaarde in die tijd vergeleken met Brugge en zelfs het kleine Brugge of ‘le petit Bruges’ genoemd. Engelse schilders verbleven graag in onze prachtige stad. De stad ‘kon wel eens vergeleken worden met de beroemde reitjes van Brugge, en waar men zoo dikwerf de befaamdste schilders aantrof, die het mooie uitzicht van het binnenwater op het doek vereeuwigden’.

Grachten

Rond de voorlaatste eeuwwisseling had Oudenaarde naast de genoemde Burgschelde en Grachtschelde nog twee andere aanzienlijke grachten. Een eerste was de ’vestinggracht’ die vertrok naast de Scheldebrug aan de Meerspoort, vervolgens achter het hospitaal en de tuinen van de Hoogstraat liep, zich onder het Tacambaroplein en het eerste deel van de huidige Gevaertsdreef boorde, om vervolgens achter café de Werkmanslust zijn weg te vervolgen naar het park om aansluitend in de Burgschelde uit te monden.

Een tweede was de in 1776 gegraven Coupure (ook ‘hoofdriool’ genoemd) die vertrok op de Meerspoort (was een aansluiting op een gracht afkomstig van den Donk), de Beverestraat doorkruiste, achter de Gevaertswijk liep, via de Blekerijstraat en de Rode Los in de Schelde uitmondde. Een vertakking op het einde van de Blekerijstraat werd het Einekanaal genoemd en liep richting Eine.

Daarnaast was er nog een afleidingskanaal van de Schelde, de Vaart. Deze vertrok aan ‘Tonkin’ in Leupegem en omzoomde de zuid- en oostzijde van de stad tot aan de Eindries.

Verder waren er op de Ham en de Meerspoort nog diverse kleinere grachten.

Rechttrekking van de Schelde en het dempen van de grachten

Begin 19de eeuw pleitte men in de stad voor ‘het behoud van de binnenwateren en heerlijke grachten die de stad in grillige bochten doorsneden en waar oude verweerde bakstenen muurtjes en trapgeveltjes zich durfden in spiegelen’.

De Schelde ter hoogte van de Smallendam met zicht op de Walburgakerk

Uit die tijd stammen ook de eerste plannen van de centrale overheid om de Schelde recht te trekken. Dit bracht heel wat ophef met zich mee. Het verloop:

Op 21/02/1906 werd burgemeester Raepsaet bij de minister van Financiën ontboden. De minister bracht hem op de hoogte van een plan om de Schelde te Oudenaarde recht te trekken. Dit nieuws bracht heel wat commotie in Oudenaarde teweeg. Daarom vroeg de burgemeester een nieuw onderhoud aan bij de minister, graaf De Smet-de Naeyer. Op 17/04/1906 kreeg hij uiteindelijk een onderhoud, doch ... wat bleek ... dezelfde dag was de goedkeuring van de plannen reeds in het Staatsblad verschenen!?

Deze werken zouden heel wat veranderingen meebrengen. Dit werd uitvoerig besproken in de komende gemeenteraden. De problematiek van het dempen der stadsgrachten, de bouw van een nieuwe spoorwegbrug, het onteigenen van heel wat eigendommen en dergelijke kwamen aan bod.

De Schelde met zicht op Pamelekerk (postkaart)

In de gemeenteraad van 21/05/1906 werd de wens geuit om de Burgschelde te behouden. In de gemeenteraad van 25/06/1906 werd besproken dat het conserveren van de Burgschelde zich opdrong en het dempen de stad haar meest pittoreske deel zou ontnemen. Het dempen zou de aanleg van nieuwe riolen noodzakelijk maken. Volgens Bruggen en Wegen echter had de Burgschelde na de rechttrekking geen toekomst en zou ze verzanden. Er werd zelfs het ontwerp geopperd om de Burgschelde te dempen tot aan de verbinding met de Grachtschelde. Het verbindingsriool zou derhalve moeten vergroot worden. Er werd een voorstel gedaan om voor wat betreft de Schelde aan de Smallendam enkel het stuk tussen de spoorwegbrug en de Burgschelde te dempen. De sloot naast het hospitaal diende behouden te blijven, anders vielen de wasvrouwen/bleeksters zonder water. Onteigeningen (vernietiging van de Achterburg) en de aanleg van straten zou de stad enorm veel geld kosten.

Plan van ‘Bruggen en Wegen’ van het rechttrekken van de Schelde (1906)

Op de gemeenteraad van 06/08/1906 was de bevoegde commissie van mening dat om diverse redenen aan de administratie van Bruggen en Wegen het behoud van de Burgschelde moest gevraagd worden.

Het was namelijk ontegensprekelijk dat deze stadsgracht aan het oude Oudenaarde deed herinneren en een aanzienlijke lokale waarde had. Bijna alle kunstenaars die zichten van Oudenaarde kwamen bekijken, wilden deze op doek vereeuwigen.

Een andere reden was dat alle riolen vanaf de markt amper 2 jaar terug aangelegd werden met uitvloeisel in de Burgschelde. Het dempen zou aanzienlijke bijkomende rioleringswerken en kosten met zich meebrengen.

De Cercle Archéologique et Historique d’Audenaerde en de vereniging Licht en Schaduw pleitten dat door deze geplande ingrepen het historische waardevolle karakter van de stad verloren zou gaan. Gelijk hadden ze!

Ook de pers mengde zich in het debat. De Scheldegalm van 06/01/1907 schreef:

Sedert verscheidene maanden wordt bij velen onzer ingezetenen over eene belangrijke kwestie gesproken, namelijk het opvullen van den arm der Scheld, gezegd de Bourgschelde, ’t zij van de Brug aan den Werkmanskring tot den Tweemolen, tusschen de Vrijheid- en Krekelputstraten.

Volgens de plans opgemaakt door de Ingenieurs belast met de werken van een nieuwen doorsteek der Schelde, benoodigd voor dezes kanalisatie, zou de Schelde van aan Pamelekerk merkelijk verbreed worden, en voorbij de woning van den heer P. Vande Vyvere, gansch den Smallendam, alsmede de arm der Bourgschelde verdwijnen en opgevuld worden. Een nieuwe ijzeren brug voor den staatsspoorweg zou ook verder over den nieuwen doorsteek gelegd worden.

Het opvullen der Bourgschelde, een onzer schilderachtige zichten der stad, bekommert niet alleen al onze stadgenooten die Audenaarde ter harte dragen, maar belangstelligt ook al de oudheidskundigen die in onze stad verbleven of ze eens bezocht hebben.’

Als gevolg van tegenkantingen en het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog verdwenen de plannen tijdelijk in de schuif. Uiteindelijk werden de bruggen op het einde van WO1 opgeblazen.Wanneer na de oorlog met de heropbouw werd begonnen, pleitte Albert Gevaert om de bruggen over de Schelde te vervangen door stenen boogbruggen zoals in Doornik. De Schelde zou dan niet meer kunnen dienen voor commerciële scheepvaart. Als alternatief werd het plan geopperd om het Tonkinkanaal (de Vaart) uit te bouwen tot een vaargeul. De oude stadsgrachten zouden ook gewaarborgd blijven. Zijn plan omvatte ook de heropbouw van de 3 historische bruggen aan de Burg, het Lappersfort en de Tweemolen.

Na de oorlog werden de stenen boogbruggen op de Burg- en Grachtschelde heropgebouwd.

In de periode 1922-40 werd er veel gecommuniceerd tussen de hogere overheid en de stad over het al dan niet behouden van de stadsgrachten en het rechttrekken van de Schelde. Er werd overeengekomen de vernielde sluis aan de Louise-Mariekaai niet meer te herstellen maar stroomafwaarts aan de Eindries een nieuwe sluis en stuw te bouwen. Dit zorgde na verloop van tijd voor een desastreuze verandering in het stadsbeeld. Door het feit dat er nagenoeg geen stroming van water meer was in de Burg- en de Grachtschelde begonnen deze te verzanden.

In 1935 werden grote werken uitgevoerd aan de Schelde. Van aan Pamelekerk tot aan de nieuwe sluizen op de Eindries werd de Schelde rechtgetrokken en werden kaaimuren gebouwd. In 1939 werden 2 mooie ophaalbruggen over de stroom gelegd. Tijdens WO2 werd de brug tussen de Kasteelstraat en de Louise-Mariekaai opgeblazen, de andere rechtover de Tussenbruggen bleef gespaard.

In 1942, tijdens de oorlog, werd een akkoord afgesloten waarbij de Grachtschelde zou gedempt worden en de Burgschelde zou omgevormd worden tot een vijver. Na de oorlog kwam dit plan ter discussie door onder meer klachten wegens sluikstorten.

In de eerste helft van de vorige eeuw werd de vestinggracht grotendeels gedempt.

In de periode 1955-58 liet men het idee varen om bepaalde stukken van de Burgschelde te behouden.

De Burgschelde verzandde (met een geurhinder tot gevolg) en werd in 1957 gedempt. 4 jaar later was de Grachtschelde hetzelfde lot beschoren. Sommigen beweren dat de verplaatsing van de sluis en de stuw stroomafwaarts buiten de oude stad doelbewust is gebeurd om de Burgschelde en Grachtschelde met opzet te doen verzanden. Een sluis stroomopwaarts vóór de stad zou deze gevolgen niet gehad hebben.

In de periode 1964-71 werd de Schelde verbreed en rechtgetrokken ter hoogte van de Ham. Gevolgen waren onder meer de sloop van het kasteel van Bourgondië, het huis Boulez en het brugwachtershuis. Ook de Achterburg was met dit doel bijna volledig met de grond gelijk gemaakt. De oude bedding van de Schelde op de Smallendam en aan de Meerspoort werd gedempt.

In dezelfde periode werd de markt op spijtige wijze ontsloten door de afbraak van de huizen ten zuiden en ten oosten van de Walburgakerk om de toegang van de Westerring tot het centrum mogelijk te maken. Ook het oude minderbroederklooster aan de Meerspoort werd in 1967 gesloopt. Het gesloten karakter van de markt werd hierdoor teniet gedaan (ondertussen heeft het project Droesbeke, met het Centrum van de Ronde van Vlaanderen, dit gat weer gedicht).

De Vaart werd vanaf de brug in de Bergstraat eveneens gedempt. De vrijgekomen gronden werden niet bebouwd. Hetzelfde gebeurde met de Coupure vanaf de Neringstraat.

Het rechttrekken, ingegeven door enggeestige economische en speculatieve motieven, zorgde voor een ware verminking van onze stad. Deze aanslag op Oudenaarde kon gemakkelijk vermeden worden indien het beroepsscheepvaartverkeer via de Vaart (mits aanpassingswerken) zou gebeuren. Dit alternatief werd reeds vóór WOI op tafel gebracht. De oude loop van de Schelde, vanaf Leupegem tot de Eindries, zou men kunnen gebruikt hebben voor de toeristische scheepvaart … en de mensen zouden nu niet om de haverklap voor de ophaalbrug hebben gestaan!

Weg was het idyllische en schilderachtige Oudenaarde! Welke toeristische troeven zou Oudenaarde heden gehad hebben indien deze waterlopen behouden waren gebleven!?

Enig restant van de Burgschelde bevindt zich tussen de school het Zakske en de Burg. Van de Coupure is enkel het eerste stukje aan de Meerspoort overgebleven en van de Vestinggracht een stukje in het park. Van de Grachtschelde is niets meer overgebleven.

Gelukkig hebben de huidige bewindvoerders een bredere visie en wordt getracht zoveel mogelijk wat waardevol is voor het nageslacht te redden. We zijn, als ‘Oudenaardisten’ (‘Oudenaardenaar’ is zo’n lelijk woord), verplicht om de spiegel van het verleden te bewaren.

De Scheldebruggen

De oudste brug over de Schelde was oorspronkelijk van hout, later van steen, en werd in 1275 reeds de ‘Steenbrug’ en nog de ‘Hooge Brug’ of ‘Hooge Steenbrugge’. Ook de benaming ‘Lange Brug’ werd gebruikt. De brug lag rechtover de poort van het latere Huis Lalaing (tot 1982). De naam Hoge Brug was een verwijzing naar het feit dat de vaste brug 3 bogen had die ver boven het water uitstaken. De schepen konden er met opgerolde zeilen onderdoor varen.

In 1778 werd de brug vernieuwd. 40 jaar later werd de brug afgebroken en vervangen door een houten draaibrug. Dit type brug ging relatief snel open en dicht zodat de mensen niet al te lang moesten wachten. In 1825 werd beslist om de draairichting van de brug te veranderen (in de richting van de opvarende schepen).

In 1856 werd de houten brug vervangen door een ijzeren draaibrug.

In 1905 was de ijzeren brug aan vernieuwing toe. De werken namen een jaar in beslag. Om tijdens de werken handelsverlies te voorkomen, vroegen de mensen een passerelle. Burgemeester Thienpont kwam tussen bij de minister van openbare werken. Ondanks het feit dat de minister niet geneigd was hierop in te gaan omdat er nog een oversteek was aan de sluis van Oudenaarde, kwam de passerelle er uiteindelijk toch. De nieuwe brug was 30 m lang en 8 m breed en woog 70 ton. De nieuwe brug kon 100 ton dragen. Op 30/04/1905 werd de brug ingehuldigd. De brug kende in het begin heel wat technische moeilijkheden.

Zicht op de Hoge Brug van 1905 (postkaart)

In 1918 werd de brug door de terugtrekkende Duitse troepen gedynamiteerd. Snel werd een houten noodbrug gebouwd. Later kwam een manuele hefbrug in de plaats.

In 1939 werd een elektrische hefbrug met een motor van 20 pk in gebruik genomen. Deze kwam ongeschonden uit WO2.

Bij het rechttrekken van de Schelde in de jaren 60 waren velen voorstanders van een vaste brug. Omdat er te veel huizen zouden moeten worden afgebroken, werd er toch besloten geen vaste brug te bouwen. Deze reden kan niet de ware reden zijn, daar voor de aanleg van de nieuwe hefbrug in 1982, ook heel wat huizen afgebroken werden. De brug werd immers verplaatst tot rechtover de Bergstraat. Hiervoor werden een aantal huizen in de Tussenbruggen gesloopt.

Het rechttrekken van de Schelde was al verantwoordelijk geweest voor het verdwijnen van heel wat waardevolle gebouwen. Nu kwam dit er nog bij.

Het Spei had een voetgangers-brugje dat de Kasteelstraat met de Louise-Mariekaai verbond. Toen in de jaren 80 van de 19de eeuw een sluis/sas werd gebouwd, was een draaibrug voorzien. Deze was eerst in hout gemaakt en werd later in 1886 vernieuwd in ijzer. Het was de bedoeling dat over deze tweede brug de tramlijn Oudenaarde-Geraardsbergen zou rijden. Dit is uiteindelijk niet doorgegaan. De tram reed wel over de Hoge Brug.

Mooi tafereeltje met zicht op de tweede brug over de Schelde

In november 1918 werd de brug door de Duitsers opgeblazen. Er kwam een noodbrug in hout. Eind jaren 30 werd een elektrische ophaalbrug in werking gesteld. Bij de inval van de Duitsers in WO2 werd deze opgeblazen om nadien terug te worden opgebouwd. Deze elektrische ophaalbrug bleef in dienst tot bij het rechttrekken van de Schelde in de jaren 60. De brug werd ontmanteld en deed verder dienst als brug over de Dender.

Links: De eerste elektrische brug bleef in dienst tot begin jaren 80 – Bemerk links op de foto het huis Boulez / Rechts: De tweede elektrische brug lag rechtover de Kasteelstraat

Het heden

Door stadsvernieuwingsprojecten poogt het stadsbestuur de band tussen Oudenaarde en Pamele te herstellen en de inwoners opnieuw dichter bij de Schelde te brengen.

Dit vertaalt zich in het heraanleggen van de Scheldeboorden, de bouw van een voetgangers- en fietsersbrug aan de passantenhaven en de invulling van de Scheldekop als woonzone.

De leegte op de Ham en de Smallendam werd opgevuld door wandelboulevards, groenaanleg, woonvoorzieningen en de herwaardering van het laatste stukje Burgschelde. Men tracht de Ham en de Smallendam te laten aansluiten op het historisch stadsweefsel.