Baron Charles Liedts
All for duty

Telg uit een politieke familie

Charles A. Liedts werd op 01/12/1802 te Oudenaarde geboren. Zijn vader Laurentius was ontvanger van de Oudenaardse burgerlijke hospitalen en van 1802 tot 1824 gemeenteraadslid van Oudenaarde. Hij stamde uit een familie van brouwers en grootgrondbezitters. De familie Liedts was al ruim een eeuw actief in het lokale sociale en politieke leven. Zo was Guillaume Liedts, wijnhandelaar en grootoom van Charles, in 1789 luitenant van het patriottenleger en ten tijde van de Verenigde Nederlandse (Belgische) Staten was hij schepen. Onder Jozef II kocht hij het grootste deel van de af te breken fortificatiën van de stad. De interesse voor politiek werd Charles als het ware met de paplepel ingegeven.

Bliksemcarrière bij de rechtbank

Charles volgde les in het college van Oudenaarde. Na deze studies studeerde hij aan de Gentse universiteit waar hij in 1823 afstudeerde als doctor in de rechten. Hij werd lid van de Oudenaardse balie. In 1830 was hij één van de leiders van de Oudenaardse revolutionairen. Wegens zijn bijdrage in de Belgische omwenteling benoemde het Voorlopig Bewind hem als procureur bij de rechtbank van eerste aanleg van Oudenaarde. Al na enkele maanden werd hij eveneens als procureur overgeplaatst naar het gerechtshof in Gent. In 1831 werd hij aangesteld als voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg in Antwerpen.

Parlementaire loopbaan

Niet enkel in de rechterlijke wereld maakte hij snel carrière, ook op politiek vlak ging het hem voor de wind. In 1830, pas 28 jaar oud, werd hij lid van het Nationaal Congres voor het arrondissement Oudenaarde. Hij speelde een rol van betekenis aangezien hij voor de ganse duur van het Congres als de voornaamste van de 4 secretarissen optrad (hij was immers met het grootste aantal stemmen verkozen). Hij las telkens het proces-verbaal voor van de vorige vergadering en gaf kennis van ingediende amendementen, petities en dergelijke meer. Hij diende een amendement in dat de verplichting tot het vertalen van het Bulletin Officiel des Arrêtés et des Actes du Gouvernement provisoire in de Vlaamse volkstaal overhevelde van de provinciegouverneurs naar een centrale administratie. Zijn politieke ideeën kwamen grotendeels overeen met deze van de meerderheid van de leden, namelijk een voorkeur voor een constitutionele monarchie, voor de eeuwigdurende uitsluiting van de Nassaus, voor Surlet de Chokier als regent, voor de hertog van Nemours en voor Leopold van Saksen-Coburg als koning. Hij was één van de 4 gezagdragers die rechts van de koning op de tribune stonden bij diens eedaflegging als koning. Liedts bood de koning zijn pen aan bij de ondertekening van het proces-verbaal van de eedaflegging.

In 1831 werd Charles Liedts tot volksvertegenwoordiger verkozen. Hij bekwam een herverdeling van de grondlasten tussen de provincies ten voordele van de Oost-Vlaamse grondbezitters. Hierdoor kreeg hij de bijkomende steun van landbouwers en landeigenaars uit het arrondissement Oudenaarde. Bij de censitaire kiezers waren de materiële streekbelangen belangrijker dan de ideologie. De politieke opgang van Charles was meer dan waarschijnlijk ook te danken aan de steun van machtige beschermheren. Zijn gegoede afkomst en het familiale netwerk speelden uiteraard ook een rol.

Hij bleef tot 1848 onafgebroken in het parlement. Hij was eerst secretaris, vervolgens quaestor (1835-1840) en voorzitter van de Kamer(1843-1848).

In 1837 huwde Charles met Rosa De Haen. Zijn getuige was de katholieke volksvertegenwoordiger Jean Ignace Thienpont. Deze dacht dat Liedts een overtuigd katholiek was. Groot was zijn verbazing om enkele jaren later te moeten vaststellen dat zijn vriend tot de liberale partij behoorde! Liedts was noch een echte unionist noch een echte liberale partijganger. Hij was tijdens zijn ganse politieke loopbaan vooral een echte ‘bestuurder’ die zich niet bezighield met de strijd tussen de partijen.

Diplomatieke missies

In 1838 maakte hij deel uit van de staatscommissie (onder leiding van d’Huart) die belast was met de herziening van de, door de Conferentie van Londen, aan België opgelegde schuld. In juni 1839 werd Liedts door de regering en koning Leopold I naar Utrecht gezonden voor de verdeling van de oude staatsschuld tussen België en Nederland. Er volgde nog een reeks diplomatieke missies.

Hij werd er in 1848 en 1851 opnieuw op uitgestuurd om in Den Haag besprekingen te voeren over de hernieuwing van een handelsverdrag. Aangezien de Gentse katoenindustrie in crisis was, wilde Liedts polsen of Nederland haar monopolie op de handel met Nederlands Indië wilde laten doorbreken. Deze belangrijke afzetmarkt voor Gent was immers sedert 1830 afgesloten. Er volgde een bevredigend akkoord dat gunstig was voor de Belgische economie en de politieke betrekkingen tussen België en Nederland.

Liedts voerde ook onderhandelingen met Frankrijk. Samen met Firmin Rogier hernieuwde hij in 1852 in Parijs een verdrag dat gunstige douanetarieven had ingesteld voor Belgische goederen. In 1861 deed hij besprekingen die resulteerden in een vrijhandelsverdrag tussen België en Frankrijk.

Minister

In zijn loopbaan werden Charles Liedts ook enkele ministerposten aangeboden. Briefwisseling met koning Leopold I liet uitschijnen dat hij die niet van harte aanvaardde. Liedts had een vriendschappelijke relatie met onze eerste vorst.

Van 1840 tot 1841 was hij minister van binnenlandse zaken in de regering van Joseph Lebeau en Charles Rogier. Hij werkte aan de uitbouw van de Belgische administratie en diende bij de koning een rapport in over de administratieve toestand in de provincies en de gemeenten. Door zijn toedoen werd in 1841 een Commission Centrale de Statistique opgericht.

Na de val van de regering Lebeau-Rogier weigerde Liedts nog minister te zijn in een nieuw te vormen regering. Het was een gebruik om een aftredend minister een belangrijke functie te geven. Zo aanvaardde hij een benoeming tot gouverneur van de provincie Henegouwen. Gouverneurs waren toen de vertegenwoordigers van het centrale gezag in hun provincie. Liedts werd het aanspreekpunt van de regering in één van de grote industriële gebieden van het land. Hij bleef echter contact houden met de uitvoerende macht in Brussel.

Zijn aanstelling als gouverneur werd door zijn achterban in Oudenaarde gezien als het aanvaarden van gunsten van de katholieken. Hij bleef ondanks alles het troetelkind van de Oudenaardisten.

In 1843 en 1845 werd Liedts diverse keren gevraagd om opnieuw minister te worden. Hij was geboeid door de industriële ontwikkelingen in zijn provincie (zoals het steenkoolbekken in de Borinage) en weigerde een ministerportefeuille. Het steenkoolbekken van de Borinage werd toen vooral uitgebaat door de Société Générale om de nationale industrie te stimuleren.

Het onrechtstreeks gevolg van zijn weigering om in 1845 minister te worden, was dat hij door de regering onder leiding van Sylvain Van de Weyer als gouverneur werd overgeplaatst naar Brabant. Hij bleef er tot 1860 gouverneur, met een onderbreking tussen 1852 en 1855.

Het akkoord, dat Liedts in 1852 met Frankrijk had onderhandeld, stuitte in België onverwacht op het verzet van de toenmalige minister van financiën Walthère Frère-Orban. Teneinde het verdrag snel te kunnen bekrachtigen, stelden Leopold I en Charles Rogier, Charles Liedts aan als plaatsvervangend minister. Liedts had evenwel aanvankelijk opnieuw geweigerd. Zijn vervangend ministerschap duurde tot 1855. Als minister finaliseerde hij onder andere de onderhandelingen met Frankrijk en lag hij aan de basis van een uitbreiding van het Belgisch leger.

Sommige auteurs beweren dat hij als minister van financiën als beschermheer optrad van de Société Générale. Toen de verhoudingen tussen de Société Générale en de pas gestichte Nationale Bank van België gespannen waren, nam Liedts een reeks maatregelen in het nadeel van de Nationale Bank.

In 1847 werd Liedts tot minister van staat benoemd.

Bestuurder in het bedrijfsleven

Vanaf de jaren 1850 begon Liedts zich meer en meer te interesseren in het bedrijfsleven, meer bepaald in spoorlijnen en steenkoolmijnen. Hij werd beheerder van de verzekeringsmaatschappijen La Belgique Maritime en La Belgique en van de steenkoolmijnen in St. Hadelin en Marcinelle-et-Couillet. Hij was commissaris van de mijn van Monceau-Fontaine et Martinet. Hij zat in de raad van beheer van verschillende privé-spoorlijnen zoals du Haut et du Bas Flénu en de Dendre et Waes. Verder was Liedts bestuurder van onder andere een gieterij en een machine-atelier. In 1860 stichtte hij de Conseil Supérieur du Commerce et de l’Industrie (een raadgevend orgaan dat zich bezig hield met wettelijke bepalingen over kartelvorming, arbeidersboekjes en vrouwen- en kinderarbeid). Daarnaast overlegde Liedts nog met de koninklijke familie en de toekomstige Leopold II over investeringen in het buitenland.

Gouverneur van de Société Générale

In 1861 werd Liedts als gouverneur van de Société Générale aangesteld. Leopold I had zijn kandidatuur persoonlijk gesteund. Onder zijn leiding onderging de instelling een statuutwijziging, waardoor de leden van de beheerraad verkozen werden door de aandeelhouders in plaats van benoemd te worden door de koning. Met het oog op toenemende buitenlandse concurrentie, werd begonnen met de structurering van haar belangen in de industrie en rationalisering en concentratie van de concessies in de spoorwegen. De Société Générale coördineerde de inspanningen van de Belgische metaalbedrijven om in een gezamenlijk front bouwcontracten en exploitatieconcessies in het buitenland te kunnen binnenhalen. Liedts streefde naar een versteviging van de financiële structuur van de maatschappij en haar ondernemingen. Hiervoor werd een netwerk van gepatroneerde banken uitgebouwd.

In 1870 werd Charles Liedts in de adelstand verheven met de rang van baron, als teken van dank voor de wijze waarop hij was omgegaan met de financiële crisis ten gevolge van de Frans-Pruisische oorlog.

Liedts verliet de Société Générale in 1877. Zijn gezondheid ging achteruit en de dood van zijn vrouw had hem aangegrepen. Hij trok zich terug uit het openbare leven. Hij wilde zich na zijn loopbaan terugtrekken in zijn geboortestad, tussen zijn kunstcollectie en zijn boeken, om er zich te wijden aan zijn grote passie, de botanica. Tijdens zijn actieve leven had hij in 1840 het voorzitterschap waargenomen van de Conseil supérieur de l’Agriculture et des Harras, van 1851 tot 1854 was hij voorzitter geweest van het Schoolcomité van de Rijksschool voor Veeartsenij en Landbouw van Anderlecht-Kuregem, in 1861 was hij erevoorzitter van de Société Agricole de Brabant geworden, en van 1864 tot 1874 had hij in de beheerraad van de Société royale d’Horticulture de Belgique gezeteld.

Charles Liedts stierf op 21/03/1878.

Kasteel en park

Zoals reeds vermeld, kocht Guillaume Liedts onder Jozef II een domein, dat was vrijgekomen na de afbraak van de stadsversterking van Vauban. Een Hollands ravelijn is nog bewaard aangezien het in 1865 opgenomen werd in de grote privétuin die Charles Liedts had laten aanleggen. Deze was geïnspireerd op de Engelse landschapstuinen met wandelpaden, waterpartijen met fontein (niervormige vijver), grote grasvelden, prieeltjes en hoogstambomen. In 1869 werd in het landschapspark een ijskelder gemaakt die nu als verblijfplaats voor vleermuizen wordt gebruikt. Tussen de vijver en de ijskelder slingeren zich momenteel paden tussen kunstmatig aangelegde heuvels, hoogstambomen en struiken. Gazons in de open ruimtes zorgen voor afwisseling. Een natuurstenen boogbrugje leidt er over één van de heuvels en is aan de zuidzijde ervan geflankeerd door een romantische ruïne van een ronde toren (aangelegd in de tweede helft van de 19de eeuw), opgetrokken in natuursteen en begroeid met klimop.

Het nog bewaarde ravelijn binnen het domein is het enige vestingbouwkundige overblijfsel van de vesting Oudenaarde uit de Hollandse periode. Het ravelijn gaat in oorsprong terug tot het midden van de 17de eeuw en werd aangepast ten tijde van de Vauban. In ieder geval was het ravelijn oorspronkelijk aan alle zijden omgeven door water. Tijdens het Hollands bewind in de 19de eeuw werd het ravelijn opnieuw functioneel binnen de Nederlandse vesting rond Oudenaarde en werden er aanpassingen gedaan. In 2010 werd het ravelijn samen met het Liedtspark voorlopig beschermd als monument. In 2011 startte de restauratie van de ravelijn. De grachten werden opengemaakt zodat het werk nu opnieuw met water is omringd. Het talud van de wallen werd hersteld maar niet op volle hoogte. Een betonnen profielmuur in de keel toont echter het oorspronkelijke profiel. De beplanting werd herzien, er werden wandel- en fietspaden aangelegd en een wandel- en fietsbrug over de ravelijngracht gebouwd.

De noordoostelijke hoek van het Liedtsdomein, begrensd door de Hofstraat en de Dijkstraat, was ten tijde van Amedée Liedts, de zoon van Charles, een tuin met een serre en berging. Een hoge bakstenen muur schermde de vroegere moes- en bloementuin af. Tegen de zuidkant waren fruitleibomen aangeplant. Tijdens en na de Eerste Wereldoorlog werden de gronden al door de bevolking gebruikt als tuintjes. In 1926 nam de Koninklijke Maatschappij Werk der Volkstuinen, opgericht in 1896 en beter gekend als het ‘Werk van den Akker’, het beheer van de volkstuinen in Oudenaarde in handen. Heel wat gezinnen maken nu deel uit van de vzw Werk voor Volkstuinen Oudenaarde.

Richard, Charles en Clemence Liedts lieten in 1850 een paviljoen bouwen dat in de jaren 60 van de 19de eeuw door Charles uitgebreid werd tot een landhuis in neoclassicistische stijl.

Zeldzame foto van het park met het oude witte landhuis

Het oorspronkelijk witgepleisterd landhuis, dat als zomerresidentie werd gebruikt, werd in 1883 door Amedée Liedts verbouwd, uitgebreid en aangekleed in eclectische stijl met verwijzingen naar de renaissancestijl. Architect Edmond Van de Vyvere werkte mee aan de opbouw van het huidige kasteel. Hij studeerde architectuur aan de Academie in Brussel en werkte in de jaren 1860 mee aan de bouw van het Brusselse justitiepaleis onder leiding van architect J. Poelaert. Architect van de Vyvere stamde uit een belangrijke Oudenaardse kunstenaarsfamilie. Zijn broers Emiel en Polydoor waren beeldhouwer en aannemer. Mogelijk werkten zij ook mee aan de verbouwing van het kasteel. De gekende kunstschilder Edmond Van de Vyvere was een zoon van zijn broer Emiel.

Het kasteel is opgetrokken uit bak- en kalkzandsteen (vermoedelijk Euvillesteen) op een hoge plint van blauwe hardsteenblokken. De geveltop is verfraaid met rijk gesculpteerde cartouches voorzien van de leuze van baron Liedts ‘All for duty’.

Het interieur bleef goed bewaard en werd ingericht in neo-Vlaamse renaissancestijl met fraaie schouwen en eikenhouten lambriseringen.

Ingekleurde postkaart van het kasteel met vijver

In 1907 schonk de kinderloos gestorven Amedée Liedts bij testament het kasteel en het bijhorende park van 6 ha aan de stad.

De voorwaarde was dat het onverdeeld een publieke invulling diende te hebben. De begrenzing van het ‘Park Liedts’ zou nooit mogen wijzigen en ook de volkstuintjes moesten blijven bestaan. De schenking bevatte ook een kunstcollectie, zijn bibliotheek en een collectie munten en penningen. De meer dan 4.000 boekbanden met uiteenlopende onderwerpen, munten en penningen worden bewaard op het Oudenaardse stadsarchief. De geschonken kunstwerken bevinden zich in het stedelijk museum van Oudenaarde.

Tijdens de Eerste Wereldoorlog deed het kasteel dienst als casino voor de Duitse officieren (zie foto).

Na de oorlog bood het kasteel tijdelijk onderdak aan de Oudenaardse rechtbank in afwachting van de bouw van het nieuwe justitiepaleis.

Momenteel is het kasteel de thuisbasis van het Vrijzinnig Centrum Liedts vzw. De vereniging staat voor een vrijzinnig humanistische levensbeschouwing en wil de verdraagzaamheid, de eigenheid, duidelijke ethische standpunten en een visie over het fundamenteel recht op een seculiere maatschappij uitdragen, een visie gebaseerd op de 3 pijlers van de verlichting: vrijheid, gelijkheid en broederlijkheid.