De slag bij Oudenaarde (11 juli 1708)

Even de hoofdrolspelers voorstellen:

John Churchill (1650–1722), eerste hertog van Marlborough, was wellicht de bekwaamste veldheer van zijn tijd. Hij verloor geen enkele veldslag. Tijdens de Spaanse Successieoorlog (1701-1714) stond hij aan het hoofd van de verenigde Britse, Nederlandse en andere troepen en vocht hij veldslagen uit op uiteenlopende plaatsen. De bekendste zijn: de Slag bij Blenheim aan de Donau (1704), de Slag bij Ramillies (1706), de Slag bij Oudenaarde (1708), de Slag bij Wijnendale (1708) en de Slag bij Malplaquet (1709).




Eugenius Frans, prins van Savoye (1663-1736
)was van oorsprong een Franse generaal, met Italiaanse voorouders, in dienst van de Habsburgse monarchie. Hij noemde zichzelf prins Eugenio von Savoy. Hij werkte onder drie Habsburgse keizers, namelijk Leopold I, Jozef I en Karel VI. Hij reisde door Europa van de ene naar de andere oorlogssituatie. In Oostenrijk wordt hij beschouwd als de grootste generaal aller tijden en een militair genie.

 


Lodewijk van Frankrijk, le petit dauphin van Frankrijk en hertog van Bourgondië (1682-1712)
. Hij was eerst een kwaadaardige en arrogante jonge prins die door niemand geliefd werd. Later werd de Hertog van Bourgondië, onder invloed van de aartsbisschop van Cambrai Fénelon. een heel vroom en godsdienstig man. Al vroeg werd de 20 jaar jonge prins in 1702 door zijn grootvader koning Lodewijk XIV in de Haut Conseil toegelaten en in staatszaken betrokken.




Louis-Joseph, le grand Vendôme, hertog van Vendôme, Beaufort en Étampes, graaf van Penthièvre (1654-1714)
. Hij was een bastaardkind van koninklijken bloede en erfde een enorm fortuin. Hij was een begenadigd militair die als generaal een grote carrière uitbouwde. Lodewijk XIV wilde hem nooit tot maarschalk benoemen omdat hij een bastaard was. Wat ook zal meegespeeld hebben is het feit dat hij een uitermate boertige man was en homosexueel. Toen hij ingezet werd in de Spaanse Successieoorlog moest hij Lodewijk van Frankrijk naast (en boven) zich dulden. Hun verstandhouding was uitermate slecht. De verantwoordelijkheid voor de nederlaag in Oudenaarde legde hij (terecht) bij le petit dauphin Lodewijk. Hij was gedegouteerd en trok zich op zijn landgoed terug. Later werd hij gevraagd als bevelhebber van het Spaanse leger en behaalde hij enkele belangrijke overwinningen.

Het voorspel

Het Franse leger had in 1707 een confrontatie met het geallieerde leger weten te vermijden. De kans was groot dat het in 1708 wel tot een treffen zou komen. Nadat de Fransen eerder in 1708 Gent en Brugge hadden ingenomen was er onenigheid omtrent de te voeren strategie, ofwel Menen belegeren, ofwel Oudenaarde innemen. De strekking Vendôme, die het net veroverde Gent wilde afschermen via de Schelde, door onder meer Oudenaarde te veroveren, haalde het.

Door de recente veroveringen van de Fransen dreigde de aanvoerlijn van het leger van Marlborough stil te vallen. Eugenius van Savoye had het idee om de Fransen een stapje voor te zijn.

Ondertussen trok een kleine groep Fransen naar Oudenaarde met als doel de stad af te sluiten voor geallieerde schepen.

Het leger van de geallieerden was op dat moment als de weerlicht van Asse in Vlaams-Brabant naar Lessen in Henegouwen getrokken. Het doel was om zo snel mogelijk de Schelde over te steken en contact te maken met het Franse leger.

De kleine Franse groep moest zich onverrichterzake terugtrekken. Het Franse hoofdleger trok eerder langzaam van Lede bij Aalst naar Gavere om ‘s anderendaags naar de hoogten van Huise te trekken en van daaruit Oudenaarde te observeren.

In de nacht van 10 op 11 juli trok de rechterhand van Marlborough, William Cadogan, met een troepenmacht bestaande uit 10.000 Engelsen, Hannoveranen, Pruisen en Hollanders, en 32 kanonnen en pontons, richting Oudenaarde. De opdracht was de Schelde te overschrijden, noodbruggen te slaan en het hoog terrein in het westen in te nemen.

Vanop de Edelareberg bemerkte Cadogan ’s ochtends dat de Fransen, 10 kilometer verder te Gavere, nog niet volledig over de Schelde waren getrokken. Pas om 4 uur ’s nachts waren de bruggen over de Schelde klaar geraakt. Cadogan stuurde stante pede bericht naar Marlborough.

Na een tocht van 8 uren (van 1 uur ’s nachts tot 9u) werden door de genietroepen van Cadogan binnen de stadsmuren 2 bijkomende bruggen en in de buurt van Ename zeven houten noodbruggen gelegd, teneinde een gemakkelijke oversteek van de naderende andere geallieerde troepen te garanderen. De infanterie van Sabine trok noordwaarts tot aan de Diepenbeek.

Terwijl het Franse leger traag van Gavere naar de hoogten van Huise trok, zocht luitenant-generaal Biron met een aantal eskadrons (cavalerie) en bataljons (infanterie) Zwitserse troepen foerage rond Heurne en Eine. 's Ochtends om 10 uur kregen de verkenners plots de eerste bataljons van Cadogan, die pontons over de Schelde legden te Ename, in de gaten. Hij liet onmiddellijk Vendôme inlichten.

De Fransen hadden nu 2 opties. Ofwel trok men zich terug op de heuvelrug van Huise, hetgeen een zo goed als onneembare positie was (het Franse leger was immers een stuk groter dan dat van de geallieerden), ofwel koos men er voor het bruggenhoofd van Cadogan te vernietigen en de Engelsen terug over de Schelde te drijven. Biron kreeg van Vendôme het bevel om de geallieerden zo vlug mogelijk terug over de rivier te jagen en te verhinderen dat ze terrein namen op de linkeroever van de Schelde. Zijn bevel werd geannuleerd onder het mom dat het terrein rond Heurne en Eine te drassig was voor een cavaleriecharge. Razend vervoegde Vendôme de troepen van Bourgondië op de heuvelrug. Biron werd aan zijn lot overgelaten.

De Fransen schatten niet correct in dat het ganse geallieerde leger in aantocht was. Biron had nochtans vanop een molen in Eine of Heurne Pruisische en Engelse uniformjassen gezien, alsook een stofwolk van het naderende geallieerde leger dat via de Edelareberg op weg was naar Oudenaarde. Boodschappers werden naar Bourgondië en Vendôme gestuurd. Kon het zijn dat door het gebroken landschap tussen Huise en Oudenaarde men maar moeilijk de troepenbewegingen op dergelijke afstand kon waarnemen? Het is weinig waarschijnlijk. De markies van Puységur luitenant-generaal uit de staf van Bourgondië, had rond de middag de situatie vanuit Huise bekeken en besloot dat er niets aan de hand was.

De eigenlijke slag

Rond de middag kwamen Marlborough en Eugenius aan in Oudenaarde. De Deen Rantzau die het bevel voerde van de voorhoede onder Cadogan werd richting Eine en Heurne gestuurd om af te rekenen met het leger van Biron. Deze laatste werd met een aantal vooraanstaande officieren gevangengenomen en naar de herberg ‘Baron de Courrières’ in het centrum van Oudenaarde gebracht.

Eenmaal Biron was ingerekend en diens leger weggeveegd, rukte het geallieerde leger verder op. De cavalerie van Rantzau, voerde een heldhaftige charge uit op de nietsvermoedende Franse ruiterij die zich aan de overzijde van de weg naar Gent aan het formeren was. Hierbij zou de latere koning George II van Engeland een paard onder zich zien wegschieten. Dit lokte de Fransen het slagveld op. Vendôme dwong, met een batterij kanonnen vanop de hoogten van Mullem, Rantzau tot een terugtocht.

Vendôme leidde zijn troepen naar een aanval op de Engelsen. Deze werden teruggedreven tot aan de hagen die in het midden van de grote vlakte tussen Oudenaarde en Huise stonden. Aan het Craeneveld kwamen de Fransen oog in oog te staan met de Pruisische infanterie van Lottum. Het hevig duel werd gedurende anderhalf uur rond de Diepenbeek uitgevochten. De troepen van Argyll kwamen hulp bieden door de Franse linkerflank van Schaerken tot Herlegem langs de Marollebeek aan te vallen.

Vendôme stond met 25.000 man aan de beken, tegen 18.000 voor de geallieerden. De geallieerde rechtervleugel, die beperkt bleef tot de cavalerie van Natzmer, bevond zich rond de weg naar Gent ten noorden van Herlegem en de Marollebeek. Door een aanval van alle Franse troepen van de linkerflank, die tot dan onbeweeglijk achter de Rooigemsebeek hadden gestaan (30.000 man), kon men de geallieerden in een wurggreep nemen en terugdringen. Vendôme stuurde iemand naar Bourgondië (die bij de molen van Rooigem een goed zicht moet gehad hebben op de situatie) om de linkerflank in actie te brengen. Bourgondië gaf hierop het bevel aan Grimaldi om steun te geven aan Vendôme en een aanval in te zetten op het Craeneveld. Puységur vond dat het terrein aan de beken te drassig was voor een aanval met paarden, waarna het bevel van Bourgondië werd ingetrokken. Vendôme keerde niet terug naar het opperbevel, maar bleef aan de beken.

Eugenius van Savoye had intussen het bevel genomen over de geallieerde rechterflank, die spijts de wil van Vendôme, niet werd aangevallen. Toch kregen de minder in aantal zijnde geallieerden het moeilijker en moeilijker. De Pruisen van Lottum moesten een groter wordend slagveld tot aan de Bruwaan afdekken. Het Craeneveld en Herlegem ging verloren. De aankomst van 18.000 Saksen, Hessen en Hannoveranen bracht redding. Marborough herschikte zijn troepen. Zo liet hij de Pruisen van Lottum terugtrekken om gaten te stoppen op de rechterflank bij Eugenius, en werden de nieuwe troepen ingezet op de linkerflank van de Bruwaan tot Schaerken.

In het plan van Marlborough waren de gevechten aan de beken niet het belangrijkste meer. Het geallieerde front mocht uiteraard niet breken, maar de doorbraak moest elders anders gebeuren. Hij had in de namiddag vernomen dat de hoogten van Ooike, de Boser Kouter, niet door de Fransen bezet waren. Hierdoor kreeg hij het plan om de Franse legermacht vanuit de linkerzijde in te sluiten in het natuurlijke bassin waarin deze zich bevond. Hij vertrouwde de missie toe aan de Nederlandse veldmaarschalk Hendrik van Nassau-Ouwerkerk. Deze moest met zijn troepenmacht van 13.800 soldaten via een holle weg de onbezette hoogten van Ooike innemen. Ouwerkerk werd eerst opgehouden door het inklappen van een noodponton in Oudenaarde-centrum. Pas rond 19 uur verlieten de laatste soldaten de stad. Omdat Marlborough aan de Bruwaan zwaar in de problemen kwam, was Ouwerkerk genoodzaakt troepen af te staan. 4.000 soldaten onder leiding van majoor-generaal Week drongen de Fransen terug over de Diepenbeek. De Britse cavalerie van Lumley (2.500 man) werd naar de rechterflank van Eugenius gestuurd die ook in nood was gekomen rond Herlegem. Intussen bleef de Franse druk op de beide armen van het bekenfront wel aanhouden. Om die te verlichten, stuurde Eugenius de cavalerie van de Pruis Natzmer in een charge op de Franse linies af. De eskadrons van Natzmer werden afgemaakt door de Maison du Roi, de elitetroepen van het Franse leger. Intussen had Eugenius de tijd gehad om zijn mannen te herorganiseren.

Om 20 uur begon de grote aanval van de troepen van Ouwerkerk met een cavaleriecharge van de Denen van Tilly, die vanuit Ooike naar de molen van Rooigem stormden, waar de Franse staf gelegerd was. De prins van Oranje en Ouwerkerk donderden met hun troepen naar beneden.

De Franse rechterflank werd uit de Bruwaan verdreven. Tot aan het Schaerken werden de Fransen door 16 Hollandse bataljons (8.000 man) onder leiding van de Zweed Oxenstierna op de vlucht gejaagd. Cadogan deed tezelfdertijd een aanval op de rechterflank van de Fransen. De Fransen werden over de beken naar het noorden teruggedrongen. De ongeformeerde elitetroepen van de Maison du Roi en de generale staf liepen van links naar rechts en omgekeerd. De verwarring was compleet. In totale chaos en paniek trokken de hertog van Bourgondië, zijn broer, de hertog van Berry en Jacobus III, zoon van de verjaagde Engelse koning Jacobus II, via het dorp Lede terug naar de veilige hoogten van Huise.

De omsingeling was nog niet compleet toen de duisternis begon in te vallen. De geallieerden stopten het vuren omdat het moeilijk werd om vriend en vijand te onderscheiden. Eugenius liet Franse regimentsnamen afroepen, hetgeen nog wat gevangenen opleverde. Franse vluchtelingen braken in alle richtingen door de geallieerde rangen heen en belandden zo in Franse steden als Ieper, Rijsel of Kortrijk, en vervoegden een paar maanden later het hoofdleger.

‘De hertog van Marlborough bij de slag van Oudenaarde’ (1708) - door John Wootton

Na afloop van de gevechten was Vendôme uitermate kwaad omdat een groot deel van de linkervleugel nooit in actie was gekomen. Op 12 juli wilde hij doorvechten vanop de hoogten van Huise. Bourgondië wilde terugtrekken naar Gent en dreef zijn wil door. Op advies van de graaf van Bergeyck hielden Bourgondië en Vendôme zich de rest van de zomer op achter het kanaal Gent-Brugge en probeerden ze de geallieerde bevoorrading af te snijden.

Het beleg van Rijsel werd het volgende objectief voor de geallieerden.

De eerste dagen na de slag

Na de slag brachten de meeste soldaten de nacht door op het slagveld tussen de doden en de kermende zwaargewonden. Ook heel wat officieren waaronder Marlborough en Eugenius de Savoye bleven op het slagveld. De dag nadien in de voormiddag reden beiden, samen met enkele hoge officieren naar Oudenaarde. Er werd krijgsraad gehouden in het kasteel van Bourgondië, de verblijfplaats van gouverneur Chanclos. Men besliste uiteindelijk de versterkte stad Rijsel aan te vallen, in plaats van de Fransen alsnog aan te vallen vooraleer ze de tijd hadden om zich te reorganiseren en zich op te stellen achter het kanaal Gent-Brugge.

De geallieerden kampeerden nog 2 volle dagen op het slagveld, voornamelijk op de Hoge Bunders en de Heurnekouter.

Tijdens de nacht en de ganse dag van 12 juli werden onophoudelijk de gewonden naar Oudenaarde gebracht. De burgers werden verplicht mee te helpen. De gewonde soldaten werden als volgt gelogeerd: de keizerlijken in de Walburgakerk en bij de paters recolletten (Minderbroeders), de Engelsen in de Pamelekerk, in de abdij van Maagdendale en bij de zwarte zusters, de Hollanders bij de kapucijnen en in het Zwartzusterhuis in de Einestraat, de Hannoveranen en de Hessen in het klooster van Sion, de Fransen bij de grauwe zusters of penitenten, bij de jezuïeten en in het begijnhof. De geallieerde officieren werden verpleegd in het hospitaal en de voornaamste herbergen van de stad. De gekwetste Franse officieren vonden een onderkomen in het stadhuis en in het hotel ‘Den baron de Courrières’ in de Nederstraat.

De hoogpointers van de kasselrij eisten op 12 juli 200 burgers op om de dag nadien de doden te helpen begraven. Ook wagens met paarden werden opgevorderd.

Op 14 juli vertrokken reeds de eerste gelederen van de geallieerde troepen richting Rijsel. Er werden tevens gekwetsten via Geraardsbergen naar Brussel overgebracht.

Wat was nu de slachtofferbalans van de slag? Bij de geallieerden waren er tussen de 825 en 940 doden, en tussen de 1.773 en 2.147 gewonden. Bij de Fransen waren er 4.200 à 6.000 doden, 2.400 à 5.000 deserteurs en 1.800 à 9.800 die gevangengenomen werden.